Generatiedenken is gebaseerd op gebakken lucht
Mensen zijn dol op categoriseren en stereotyperen. Het helpt ons om de wereld om ons heen te begrijpen en geeft een gevoel van controle over onszelf en onze omgeving. Daarbij maken we ons er vaak niet druk over of deze categorieën en stereotypen wel op feiten zijn gebaseerd.
Dit geldt ook voor de indeling van mensen in generaties. Helaas maken ook psychologen zich schuldig aan Generatiedenken om verschillen tussen mensen en groepen in hun functioneren op het werk en de maatschappij te verklaren: “Babyboomers dat, generatie X zus en Snowflakes zo”. Het is een feit dat mensen onderling verschillen en het is een feit dat groepen mensen van elkaar verschillen. Het is echter geen feit dat je deze verschillen kunt toeschrijven aan het jaar of decennium waarin iemand geboren is. Tenminste niet zonder eerst naar alternatieve verklaringen te kijken. Als we geloven dat er daadwerkelijk verschillen bestaan in denkwijze en gedrag van mensen gebaseerd op wanneer ze geboren zijn dan kunnen we net zo goed astrologie uitroepen tot een serieuze wetenschap.
‘Generatiedenken’ is niet zonder risico. Voor de beweringen over de verschillen tussen de generaties is tot nu toe geen wetenschappelijk bewijs geleverd. Deze vermeende verschillen zijn vaak gebaseerd op sentiment en ongecontroleerde observaties, terwijl alternatieve verklaringen buiten beschouwing blijven. Intussen baseren de organisaties hun HR beleid op deze beweringen en zetten jonge mensen weg als niet betrokken, ongeïnteresseerd, ongemotiveerd en egoïstisch. Het probleem is dat de interventies, gebaseerd op deze veronderstellingen, niet effectief zijn, omdat de veronderstellingen niet juist zijn. De organisaties zetten verkeerde instrumenten in om hun medewerkers te motiveren, ondersteunen of verzuim te verminderen.
Gelukkig zijn er ook wetenschappers die kritische vragen stellen en de betrouwbaarheid van deze claims onderzoeken[1]. Hun bevindingen geven aan dat de gevonden verschillen makkelijker te verklaren zijn door andere variabelen zoals leeftijd of loopbaan dan door een ‘generatie’. Bovendien vertonen ‘generaties’ veel meer overeenkomsten dan verschillen, maar deze overeenkomsten worden vaak genegeerd in advies aan organisaties, terwijl de verschillen juist worden uitvergroot, zelfs als ze minimaal zijn.
Als organisaties klagen dat Millenials te vaak van banen wisselen, dan wijst populaire management literatuur snel naar de verschillen in de persoonlijkheid tussen verschillende generaties. “Baby Boomers waren trouw, huidige generaties kennen geen werkethos of trouw!” beweren ze. Onzin! Het verschil in gedrag ligt echt niet in massaal gedeelde eigenschappen bepaald door het geboortejaar. Ze zijn bepaald door de omgeving in welke we opgroeien en de mogelijkheden die we krijgen. In vroegere tijden bleven werknemers niet uit loyaliteit bij één werkgever; ze hadden simpelweg geen andere keuze. Je kon maar één opleiding doen en zelfs dat werd meestal bepaald door de ouders en niet door het kind zelf. Dus wisselen van een baan was zelden mogelijk. Gelukkig mogen werknemers tegenwoordig meer eisen stellen aan hun werkomgeving en mogen ze zelf hun eigen carrière vormen. En daar doen Babyboomers net zo hard aan mee als Millenials. Als organisaties de betrokkenheid, tevredenheid en motivatie van hun werknemers willen vergroten, moeten ze niet kijken naar een bepaalde generatie werknemers, maar naar hun HR beleid in het algemeen. Hoe werken ze aan duurzame inzetbaarheid van hun medewerker? Dat is niet alleen voor jonge medewerkers van belang, maar voor de medewerkers van alle leeftijden. Het maken van onderscheid op basis van generaties in de werkomgeving is dan ook niet zinvol en kan zelfs schadelijk zijn[2].
‘Generatiedenken’ heeft niets te zoeken in HR-beleid
Howe en Strauss[3] hebben hun theorie over generaties opgesteld als een alternatief om naar de geschiedenis van de Verenigde staten te kijken. Het opstellen van een theorie is de eerste stap in wetenschap, maar deze moet wel empirisch worden getoetst op geldigheid en betrouwbaarheid. De theorie van generaties werd empirisch nooit bewezen. Toch heeft deze ongegronde theorie haar weg gevonden in serieuze publicaties van toonaangevende organisaties zoals McKinsey[4] en sectoren zoals marketing en management. Tegenwoordig zie ik indelingen in generaties ook steeds vaker in psychologische literatuur. Helaas zijn mijn collega’s soms niet echt kritisch als het gaat om gebruiken van ongefundeerde theorieën.
Stop met het zeuren hoe moeilijk en veeleisend de huidige generaties zijn en het verlangen naar goede oude tijd van trouwe en gehoorzame werknemers. Pas je aan zodat je de geweldige kwaliteiten en energie die elk mens bezit (jong of oud) kan oogsten. Een inclusieve organisatie erkent dat het fout is om mensen in te delen op grond van hun sekse, afkomst of leeftijd. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat mensen binnen deze groepen dezelfde normen, waarden of behoeftes delen. De diversiteit in de werknemerspopulatie vraagt om maatregelen, opleidingen en beleid dat zich aanpast aan verschillende individuele omstandigheden en behoeftes. Organisaties hebben behoefte aan maatwerk geen confectie!
Ik heb geen illusie dat mijn artikel zal bijdragen aan loslaten van ‘Generatiedenken’, tenslotte zijn wij mensen dol op sensatie en hokjes denken. Maar als ik in ieder geval één persoon aan het denken heb gezet, ben ik al tevreden.
[1] Ravid, D. M., Costanza, D. P., & Romero, M. R. (2024, in press). Generational differences at
work? A meta-analysis and qualitative investigation. Journal of Organizational Behavior. http://doi.org/10.1002/job.2827
[2] National Academies of Sciences, Engineering, and Medicine. (2020). Are Generational Categories Meaningful Distinctions for Workforce Management?. The National Academies Press. https://doi.org/10.17226/25796.
[3] Howe, N., & Strauss, W. (1992). Generations: The history of America’s future, 1584 to
- Harper Collins.
[4] https://www.mckinsey.com/industries/consumer-packaged-goods/our-insights/true-gen-generation-z-and-its-implications-for-companies